Melkveehouderij

Waarom nog een specifiek stuk over de Melkveehouderij? Dat is omdat deze sector 70% van het landoppervlak van de Provincie Fryslân in beslag neemt. Maar nog meer omdat bij iedere politieke en bestuurlijk discussie in Fryslân over benutting van ‘Ruimte’ opeens de Roze Olifant de kamer binnenkomt en de melkvee- en zuivelsector heilig wordt verklaard. Onze economie zou er van af hangen, ‘wij’ voeden de wereld en zo nog een rijtje. Eigenlijk worden de oplossingen voor alle grote problemen in Fryslân geblokeerd door de heilige status van de melkveehouderij want bij al die discussies gaat het over het gebruik van de ruimte in het buitengebied. Maar is dat terecht? De media staan ook vol met problemen; van biodiversiteitsverlies, mestproblemen en zelfmoorden onder boeren.

Hoe zit het nu echt?

Wanneer je er onbevooroordeeld naar kijkt heeft de structuur van de gangbare melkveehouderij veel weg de planeconomie van de voormalige communistische Soviet Unie. De sector bestaat voor meer dan 95% uit gangbare intensieve melkveehouderij. Alle boeren produceren zoveel mogelijk van het zelfde standaard bulkproduct; melk. De boeren werken allemaal op de zelfde manier, kopen het zelfde voer, ook de loonwerkertarieven zijn overal het zelfde, en het weerbericht zorgt ervoor dat iedereen ook dar dezelfde beslissingen neemt. De boeren houden zich ook niet bezig met de verkoop en er zit eigenlijk geen verschil in hun produkt. Maar de belangrijkste overeenkomst is nog wel dat men produceert zonder zich af te vragen of er wel een klant voor is.

Export en toegevoegde waarde

Wanneer we de media en de sector mogen geloven dan drijft de Nederlandse economie op de landbouwexport. Dan wordt een bedrag genoemd van rond de 89 Miljard per jaar, maar daar zit van alles bij, ook tabak wat we eerder hebben ingevoerd. Er zit voor rond de 7 Miljard aan zuivelexport in.

Maar wat zegt een exportbedrag eigenlijk over het belang voor de economie? Nou, de zuivel heeft een hoge toegevoegde waarde, aldus de sector en verschillende rapporten.

Maar wat zegt toegevoegde waarde? Maar heel weinig, want waar het eigenlijk om draait is; wat verdienen we er aan, hoeveel winst dus?

En dat ziet er heel anders uit, vergelijk het eens met een bakker. Deze koopt voor Euro 1,50 ingredienten voor een gebakje, maakt daar een gebakje van en dat kost Euro 2,50, verkoopt het gebakje voor 3,50 want de Hema ernaast verkoopt gebak ook voor 3,50. Nu heeft deze bakker Euro 3,50 omzet (export) gedraaid, Euro 2,00 toegevoegde waarde gecreeerd maar tegelijk ook een verlies (negatieve winst) van Euro 0,50 gemaakt. En dit is ook de situatie bij de zuivelexport, die is verliesgevend voor de BV Nederland. Dit is natuurlijk geen onderwerp waar je de sector of politiek over hoort want nu wordt het ongemakkelijk, we geven heel veel ruimte aan een sector die ons verlies oplevert?? Jazeker.

Zuivelmarkt

Om te begrijpen hoe dit zit moet je de zuivelmarkt wat verder bekijken. Kijk dan eerst bij het Centraal Bureau Statistiek (CBS), hun cijfers over de zuivelmarkt zeggen dat 75% van de melk gaat in standaard melkpoeder, standaard boter en standaard kaas. Dit zijn produkten die op de wereldmarkt worden verhandeld voor verwerking in de voedselindustrie. Melkpoeder is hier melkpoeder, boter is boter en kaas is kaas, waar het ook over de wereld vandaan komt. Dus de prijzen voor deze produkten worden bepaald door de wereldmarkt, ook voor de nederlandse produktie. Je kunt de marktprijzen gewoon op internet vinden en terugrekenen naar melkprijzen. Je kunt ook kijken naar cijfers uit de jaarverslagen van Royal Friesland Campina, de dominante melkverwerker in Nederland. Hierin kun je de vertaling vinden van het resultaat van de melkpoeder, boter en kaas verwerking naar de melkprijs. De conclusie is dat deze produkten, waar 75% van de melkproduktie ingaat, rond de 25 cent per liter melk opleveren voor de boeren. Je kunt ook afleiden dat de andere 25% per liter rond 60 a 65 cent per liter opbrengt. Gemiddeld krijgt een boer ongeveer 35 cent per liter. Is dit voldoende voor een goede bedrijfsvoering?

Verliesgevende sector

Om te kijken hoe de melkveehouderij nu financieel draait kijken we naar cijfers van Wageningen University and Research, beter bekend als ‘Wageningen’. Hier zit het voormalig Landbouw Economisch Instituut (LEI) wat al sinds mensenheugenis de cijfers over de landbouw verzamelt en verwerkt. Dat heet nu www.agrimatie.nl, je kunt online bij alle cijfers. Zij hebben gedetailleerde cijfers over de melkveehouderij. Zeggen deze algemene cijfers ook iets over individuele bedrijven? Jazeker, melkveehouderijen zijn eigenlijk heel erg gelijkvormig en de resultaten dus ook. Uit de bedrijfseconomische cijfers kun je afleiden dat wanneer je de melkveehouderij op dezelfde manier beoordeeld als ieder andere bedrijfstak, deze een melkprijs nodig heeft van minstens 47 cent per liter om een normaal bedrijfsresultaat te draaien. Het is nu 35 cent en dat verlies wordt opgevangen doordat de boer zijn salaris grotendeels weer terugstort in het bedrijf en feitelijk het grootste deel van het jaar gratis werkt. Is dat erg? Moet de boer dat niet zelf weten?

Maatschappelijk belang

De sector staat zichzelf voor op haar enorme maatschappelijke belang. Of te wel haar economische bijdrage, of te wel haar belastingbijdrage. Maar een onderneming die verlies draait betaald geen (winst)belasting. Ook wanneer we er naar kijken vanuit inkomensbelasting van de boer zelf, dan heeft deze netto maar en heel bescheiden inkomen. Bovendien hij heeft ondernemersaftrek, vrije voet, etc. en betaalt maar weinig belasting. Bovendien heeft de boer inkomenssteun gekregen vanwege het landbouwbeleid uit Europa, en dat is belastinggeld wat Nederland aan de EU heeft overgemaakt. Die inkomenssteun zit al in het bedrijfsresultaat verwerkt. Dus zelfs wanneer we puur alleen naar belastingbijdrage kijken, kunnen we uitrekenen dat het voor de BV Nederland pas bij een melkprijs van 37 cent per liter netto geen belastinggeld meer kost. Maar de werkgelegenheid dan?

Werkgelegenheid in de verwerkende- en toeleverende sectoren zijn ook van maatschappelijk belang. Zeker, echter uit de cijfers van Royal Friesland Campina blijkt dat slecht 10% van haar werknermers die 75% van de melkstroom verwerken, ongeveer 1500 personen in Nederland, ongeveer 200 in Fryslân. De veevoersector geeft werk aan rond 100 man in Fryslân en de werkgelegenheid bij loonbedrijven is ook vrij beperkt. De meeste werkgelegenheid is verbonden met de eerste 25% van de melkstroom waar het geld mee wordt verdiend.

Maatschappelijke kosten

Er zijn echter ook veel maatschappelijke kosten die helemaal niet in de prijs verwerkt zijn. Het enorme verlies aan Biodiversiteit en Landschapskwaliteit. Hier, en op andere plaatsen op de wereld waar het veevoer vandaan komt. Op zichzelf is dat al heel erg maar het bedreigt ook onze andere sectoren. Toerisme in Fryslân draait vooral op een mooi, gevarieerd en levendig landschap, en dat is eigenlijk al grotendeels vernield. Ook voor het vestigingsklimaat voor bedrijven en mensen is een aantrekkelijke, levendige, gevarieerde omgeving van groot belang. Deze maatschappelijke kosten ontstaan niet door de produktie van de eerste, winstgevende 25% van de melk, maar door de laatste verliesgevende 75% van de melkproduktie.

Toekomstige bedreigingen

Voor de toekomst ziet het er ook niet beter uit, eigenlijk alleen maar slechter. Royal Friesland Campina is de melkprijs-setter in Nederland, de rest volgt. Alleen de rest is vooral de krenten uit de zuivelmarkt aan het vissen in de produkten en markten van die eerste 25% van de zuivelmarkt waar het geld verdient wordt. Royal Friesland Campina heeft flink last van die concurentie. Zij moet als cooperatie alle melk van haar leden accepteren een verwerken en een steeds groter deel dreigt in de verleisgevende 75% van de zuivelmarkt te belanden. Met als gevolg een daling van de gemiddelde melkprijs naar de boeren.

Maar dat is feitelijk een klein probleem. Groter probleem is dat de bijdrage van de zuivelsector aan de broeikasgas uitstoot naar nul moet. Nu is dit probleem eigenlijk kleiner dan vaak in de media wordt voorgesteld. Het gaat er vooral om om de uitstoot van in oorsprong fossiele koolstof tot nul te brengen. Dat betekent dat de koeien alleen gras te eten krijgen van het eigen bedrijf en dat er geen mest en krachtvoer wordt aangevoerd op het bedrijf. Krachtvoer is stikstofkunstmest en dat wordt uit fossiele koolstof gemaakt. En niet te vergeten, de bedrijfvoering moet energieneutraal worden. De gaat erg ingewikkeld worden voor grote tractoren van 200kW. Voor één zo’n tractor heb je 30 Tesla accupakketten nodig.

Krachtvoer is om nog twee andere redenen een groot probleem, er is fossiel fosfaat voor nodig en goedkoop schoon fosfaat wordt binnen zeer afzienbare tijd erg schaars. Bovendien neemt de wereldbevolking toe en veel veevoer kun je als mens ook opeten. Dus het zou wel eens in toenemende mate ‘eigen fosfaat eerst’ kunnen worden. Voor de goede orde, Europa heeft zelf geen fosfaatmijnen.

Een andere bedreiging is dat Nederland haar melkveekennis en zuiveltechnologie naar heel de wereld exporteert. Op zich prima maar op de meeste plaatsen zijn de kosten om melk te produceren veel lager dan in Fryslân. En dat zorgt er voor dat de melkprijs voor die laatste 75% nederlandse melk alleen maar meer onder druk komt te staan.

Innovatie wereldwijd heeft er bovendien toegeleid dat de produktie van melk- en wei-eiwitten nu via gisten en bacteriën in grote procesfabrieken mogelijk wordt. Dit gaat de bulkzuivelmarkt nog verder onder druk zetten.

En alsof dat niet genoeg is zijn er steeds meer consumenten die afscheid nemen van zuivelprodukten omdat ze het niet gezond vinden en/of de klimaateffecten niet willen en/of bezorgd zijn om het dierenwelzijn. Deze mensen kochten juist vooral produkten uit de eerste winstgevende 25% melkprodukten. Bovendien wanneer je als kind niet met zuivelconsumptie opgroeit word je later ook geen zuivelconsument meer.

Rol overheid

Kortom de toekomst van de gangbare, op fossiele energie en fossiele fosfaat steunende, consument afstotende, bulkproducten producerende gangbare intensieve melkveehouderij heeft geen toekomst in Fryslân. Bij alle andere sectoren zou de overheid tot de conclusie komen dat er geen enkele maatschappelijkeof economische reden is om bedrijven uit de sector een deel van de schaarse ruimte te geven. Sterker nog, de negatieve economische en maatschappelijke bijdrage zou aanleiding geven om de sector uit te faseren en de ruimte te benutten voor andere activiteiten die wel maatschappelijke en economisch nut brengen.

Het lijkt dan ook zeer verstandig om vanuit dat perspectief te kijken naar welke vormen van melkveehouderij wel economisch perspectief bieden en bovendien fossielvrij zijn en het landschap en de biodiversiteit versterken. Gelukkig zijn die er en kan de overheid die ook ondersteunen. Maar wat moet de sector zelf doen?

Gezond Boeren

Het begint er mee dat de melkveesector zich moet richten op de melk die winst oplevert. Echter dat is een beperkte, vooral lokale markt in Nederland. Daar gaat het grootste deel van die 25% melk nu ook al heen. Dit sluit goed aan bij een overgang naar fossielvrij boeren. Met een lokaal gesloten kringloop en een biodiverse bedrijfvoering zonder krachtvoer en kunstmest kom je ook uit op ongeveer 30% van de huidige melkproduktie per hectare. Je hebt dan wel een heel andere koe nodig de Holstein-Frisian van vandaag, want die melkt zichzelf dood zonder krachtvoer.

Maar dat is niet de grootse uitdaging. Hoe zorg je er voor dat wanneer Fryslân zijn 75% verliesgevende melkproductie reduceert, je die 25% winstgevende overhoud en deze niet wordt verstoord door voortdurende overproduktie in bijvoorbeeld Noord-Brabant? Dat kan op twee manieren. De eerste is dat de Friese boeren van Royal Friesland Campina bij de coöperatie een intern quotumsysteem afdwingen waarbij boeren hun rechten op die eerste 25% winstgevende melk beschermen. Dit is iets dat de friese boeren zelf moeten doen. De tweede manier is dat de boer zich er op richt om zijn produkt direct aan de consument te leveren buiten de supermarkt om. Want moet je via de inkoper van de supermarkt dan ga je nooit wat verdienen. Dat betekent een heel andere manier van boeren. Een die gericht is op voedselproducten voor de consument. Dit biedt het meeste perspectief voor de boer want hij haalt zijn verdienste voornamelijk uit de toegevoegde waarde en spreid zijn risico’s over een groot aantal kopers. Het vraagt echter wel de meest drastische omschakeling van bedrijfsvoering. Te meer omdat de boer eigenlijk een breder voedselpakket dan alleen zuivel moet aanbieden om succesvol te zijn. Een opzet die overigens wel uitstekend bij een biodiverse, circulaire bedrijfsvoering past. Een verdere analyse van een dergelijke consument gerichte bedrijfsvoering leidt ook naar een veel kleinere bedrijfsomvang, rond de 35 hectare per bedrijf. De focus ligt niet op grootschalige grondstofproductie maar op waarde toevoegen en relatiemanagement naar de klant.

Keuzes

Het is niet voor niets dat het ‘Planbureau voor de Leefomgeving’ ook drastische verandering in de veehouderij en zuivelsector verwacht voor Nederland. Daarom moet de overheid haar beleid richten op de herstructurering van de sector. Dit doe je via Ruimtelijke Ordening en een herinrichting van het Buitengebied net zoals de eerdere ruilverkavelingen en de inrichting van de Ijsselmeerpolders. Aleen dan met andere doelstellingen en met een snellere uitvoering. Sneller omdat je niet jarenlang in de ‘verbouwing’ wil zitten en sneller omdat de sector in 2030 fossielvrij moet zijn. Bovendien wanneer we de biodiversiteit nog willen redden moeten we heel snel zijn anders is het echt te laat. En dan gaat het niet alleen om de Grutto.

Bovendien moet de overheid investeren in herinrichting, infrastruktuur, om/bijscholing en marketing.

Herinrichtingsmaatschappij

Bovendien is de benodigde omschakeling zodanig ingrijpend dat het zeer de vraag is of een groot deel van de bestaande boeren zichzelf deze stap ziet maken. Daarnaast is de financiele positie van de sector zodanig zwak dat veel boeren de omschakeling niet kunnen financieren. Tenslotte moet er voor een succesvolle transitie schaalverkleining worden door gevoerd en nieuwe boeren aangetrokken. Je hebt weer meer en andere boeren nodig.

De oplossing hiervoor is dat de provincie een herinrichtingsmaatschappij opzet die bedrijven geheel of gedeeltelijk aankoopt. De aankoop van deze bedrijven, in combinatie met een gebiedsproces en ruilverkavelingen, maken een effectieve herinrichting mogelijk naar een nieuwe situatie. Een situatie waar de wensen van de klant/consument voorop staan. Een situatie waarbij de boerenbedrijven weer winstgevend kunnen zijn en een positieve maatschappelijke bijdrage leveren.

Verantwoordelijkheid

Waarom zou je als overheid zoveel moeite doen om een sector te helpen en te ondersteunen in de omschakeling, het zijn toch ondernemers, laat de markt zijn werk doen? Inderdaad, de overheid heeft de Videotheekhouders ook niet geholpen toen Netflix op het toneel verscheen. Er is echter toch een vrij fundamenteel verschil. De overheid zegt vandaag niet tegen ondernemers dat ze vooral in de videobandenverhuur-business moeten stappen en dat de overheid uitbreiding van videotheken als economisch belangrijk ziet en mogelijk zal maken door speciale regelgeving. Dat zegt de overheid wel nog steeds richting melkveehouders ondanks de feitelijke toekomstperspectieven. En dat heeft de overheid sinds de jaren zeventig gedaan terwijl sinds die tijd nooit meer winst is gemaakt in de melkveehouderij.

Kortom, ondanks dat je als ondernemer je eigen afwegingen moet maken, heeft de overheid een grote verantwoordelijkheid op zich geladen voor de ontstane situatie. Het is daarom niet meer dan billijk dat de overheid zich ook inspant om de transitie mogelijk te maken en boeren in ieder geval een redelijk perspectief te bieden. Het zelfmoordpercentage onder boeren hoeft niet verder omhoog.


img